Hugo Brutin - oktober 2018
Er zijn inderdaad nog schilders in Oostende.
Dat wil zeggen kunstenaars die de edele praktijk van het creëren van een tafereel met verf, penseel en drager bestendigen en nieuw leven inblazen, tot grote verbazing en ontsteltenis van de profeten die al ruim twintig jaar beweren que la peinture de chevalet est morte en die zo ruimte willen creëren en begrip voor het zelfingenomen neerpoten van objecten, voor het opvoeren van debiele performances, voor het eigengereid voeden van hongerige intellectuelen.
Oostende telt een vrij groot aantal bekwame, inventieve en gedreven beeldende kunstenaars. Twee onder hen die vrienden zijn en schilderen, Jef Seynaeve en Werner Watty, stellen hier tentoon. Hun werk geeft blijk van een verheven vakkennis en een spirituele inspiratie en toont aan hoe traditie en een hedendaagse visie op beklijvende wijze kunnen samengaan en de kijker boeien en ontroeren.
Bij elk van de twee krijgt het fijnschilderen een eigen gedaante en een eigen gedachte. Zij hebben beiden een eigen stijl ontwikkeld. Virtuositeit of noem het métier is intens aanwezig in wat zij ondernemen, hoewel het helemaal geen doel is maar een triomfantelijk verworven middel om vervreemding te creëren, het uitgebeelde een bijkomende dimensie te verlenen, de figuratie te onderwerpen aan een boodschap, een voortreffelijk uitgebeelde werkelijkheid te hanteren die de kijker zal verbazen en boeien omwille van een onderhuidse betekenis die het uitgebeelde als het ware langzaam onthult.
Jef Seynaeve is restaurateur, schilder, graficus, beeldhouwer en doceerde aan Sint-Lucas Gent. Hij hanteert de benijdenswaardige en uitermate zeldzame technieken van de oude meesters van de zeventiende eeuw op adembenemende en enthousiaste wijze.
Zijn schilderen is een daad van bevestiging, een positieve stellingname ten aanzien van mensen en dingen die hem omringen, die hij koestert en enthousiast uitbeeld met een milde glimlach, op een schitterende wijze die evenzeer refereert aan de verworvenheden als aan zijn eigen creëren van schoonheid, van esthetiek en van eigentijdse diepzinnigheid. In zijn vroegere grote doeken mediteerde hij omtrent schoonheid en vergankelijkheid. Zijn ietwat melancholische diepzinnigheid ging gepaard met een verbazingwekkend métier zodat vorm en inhoud een overweldigende indruk nalieten. Dat is nog steeds het geval hoewel hier eigenlijk hoofdzakelijk kleinere werken worden tentoongesteld: dat betekent :het beeld van jongeren die hem nauw aan het hart liggen, reisimpressies die naast de tekeningen van de oude meesters mogen hangen, toonbeelden van reflectie van licht die een sfeer van vervreemding creëren, menselijke figuren die iets onvatbaars illustreren, taferelen die bij nader toezien vaak een meditatieve of spirituele achtergrond bezitten en aldus op een hoger niveau worden getild. Het lijkt mij erg belangrijk hier duidelijk te onderstrepen dat zijn meesterschap van het schilderkunstige en tekenkunstige métier gedragen wordt door de bijkomende dimensie van hedendaagse betekenissen, concrete zinspelingen, subtiele vervreemding en fundamentele ontroering.
Aldus is de bijdrage van Jef Seynaeve hier een meer intiem en tevens aangrijpend ensemble geworden waarin de relatie met een concrete werkelijkheid, het fragmentarische en uitermate nauwgezette weergeven van het menselijke lichaam en de liefdevolle patriarchale kijk op nabestaanden een voorname rol spelen. Het schilderen van handen en voeten, van een oog en een oor mag enerzijds als een statement worden aanzien maar maakt evenzeer deel uit van een milde symboliek en van een intens ondervragen van de dingen van iedere dag en van hun betekenis en hun bevreemdende présence.
Aan de hand van heel eenvoudige en banale elementen of objecten onthult Werner Watty van zijn kant een wereld van zinspelingen en dubbele bodems. Dat betekent : lucifers, stokjes, takjes, bloempotten met een plant, een gewone sanseveria of een ficus, dit alles zo virtuoos geschilderd dat de kijker even twijfelt en zich afvraagt wat nu werkelijkheid of fictie is. Die kijker wordt een beetje om de tuin geleid omwille van de hyperrealistische weergave van blaadjes en takken, van een rode draad of een strikje enerzijds en daarnaast het feit dat het geschilderde in tastbare werkelijkheid uitmondt of andersom. De kunstenaar glimlacht maar zijn beeldtaal blijft aangrijpend en ietwat raadselachtig en neemt bijwijlen een constructieve allure aan, wat in enkele heel recente doeken overduidelijk aan bod komt.
Via onverwachte middelen bewandelt Werner Watty de paden van de schilderkunst die ook een beetje als tekenkunst oogt en aldus heel subtiel het dubbele, het speels dubbel-zinnige van zijn démarche reveleert. Dat dubbel-zinnige of bevreemdende schuilt ook in zijn titels die getooid zijn met het aureool van een fijne humor die vaak ook diepzinnig blijkt te zijn. Zo lijken zijn speels ogende werken de begrippen schilderen en tekenen in vraag te stellen, het virtuoze met het reële te confronteren, het banale een verheven artistieke allure te verlenen, en stokjes of takjes een plastische boodschap mee te geven.
Zijn twijgen, al dan niet met ontroerend virtuoos getekende wilgenkatjes getooid, zijn tekens in een witte ruimte, stemmen die verbazen omwille van het feit onder meer dat zij handelende personages zijn geworden, gestalten met een betekenis en begiftigd met het tengere bewustzijn dat zij een soort beeldende identiteit bezitten, een relatie kunnen aangaan met soortgenoten en gezamenlijk op een dreiging kunnen reageren. Zij zijn inderdaad stille stemmen en bouwstenen voor een constructieve gedachte wanneer zij een bijna tastbaar vierkant in de ruimte vastleggen. Zij zijn ritmiek en gedachte tegelijk. Zij vertolken een innerlijke bewogenheid en reflecteren de emoties van de kunstenaar die langzaam de onze wordenen waaraan de Oostendse dichter Franky Decerf recentelijk een reeks gedichten heeft gewijd.
De takjes, de lucifers, de blaadjes van de planten in een bloempot, de rode draad en de alom aanwezige witte stilte zijn niet alleen schitterend geschilderde acteurs en getuigen maar ook subtiele vormen van een zowel beeldende als geestelijke stellingname.
Hugo Brutin oktober 2018 (a.i.c.a.)
|