Roland Laridon - okt. 2001


De charme en de schoonheid van de eenvoud…

‘t Er viel’ne keer een bladen op

het water

’t Er lag ‘ne keer een bladtjen op

het  water

En vloeien op het bladje dei

dat water

En vloeien dei het bladje op

het water

En wentewinkelwentelen

in’t water

Want ’t bladtjen was geworden lijk

het water

Zoo plooibaar en zoo vloeibaar als

het water…

Die begin verzen komen uit het gedicht ’t Er viel’ne keer een bladtjen op het water van Guido Gezelle. Dit gedicht wordt beschouwd als een hoogtepunt van ‘l’lyrique pure’, zuivere lyriek geëvenaard in de toppunten van woordkunst: zo zuiver, zo kinderlijk, zo eenvoudig.

Het past misschien meer dan ooit in onze début-de-siécle-sfeer van overvloed en consumptie om aandacht te vragen voor de eenvoudige, kleine feiten, gebeurtenissen en scheppingen, maar toch sublieme dingen des levens.

Op het einde van zijn uniek, eenvoudig, maar toch diepzinnig meester werkje Le Petit prince tekent De Saint-Exupéry op een blank vel papier één golvend lijntje, met daarop één invallend lijntje, met één enkel sterretje aan de hemel, waar hij als commentaar bij schrijft: Dit is voor mij het mooiste, maar ook droevigste landschap ter wereld.. Dit is de plek waar de kleine prins op aarde verscheen en later weer verdwenen is… De kleine prins immers woont op een kleine planeet, met een heel klein tuintje met enkel grassprietjes, met één schaap, één enkele roos, met drie kleine vulkanen, één dode, twee in werking; de dode gebruikt hij als krukje om op te zitten, één levende om zijn ontbijt klaar te maken: in een klein pannetje een piepklein eitje te bakken…

En Paulo Celho heeft het in zijn boekje De Alchemist over het raadsel van de glimlach en verklaart dat het in wezen allemaal zo eenvoudig is en dat je via eenvoud de schoonheid leert ontdekken die volgens mij altijd met zacht gefluister komt. Ook de Poëziezomer van Watou in 1999 stond in het teken van de eenvoud, en dit onder de titel of het moto: ‘Watou vindt het raadsel van de eenvoud’, hierbij duidelijk verwijzend naar enkel versregels van Ruther Kopland in het Douviehuis:

‘Laten we de tijd laten gaan waarheen hij wil,

En zie dan hoe weiden hun vee vinden,

Wouden hun wild, luchten hun vogels, uitzichten onze ogen

En ach, hoe eenvoud zij raadsel vindt…’

 

De kracht van de soberheid

In de schilderkunst kan diezelfde zin voor eenvoud optreden, zoals in het werk van Raoul De Keyser, Léon Spilliaert, Giorgio Morandi en Dan Van Severen om er maar enkele te noemen. Zo denk ik aan Kanovaren, een werk van Raoul De Keyser uit 1967. In dat werk bevestigt de dubbele horizontale lijn die het werk verdeelt, de vlakheid en eenvoud ervan. Deze lij suggereert ook de ruimte en de oever van een rivier. Sculpturaal bijna worden de wolken uitgebeeld. Het statische en het dynamische vallen erin samen. En toch zie je alles erin vloeien, glijden, bewegen, langzaam zoals in het simpele, maar zeer fijne gedicht Melopee van Paul Van Ostayen.

Ook Leon Spilliaert verrast soms door zij eenvoud, zoals in het werk “De Blauwe Teil”, een werk in gewassen Oost-Indische inkt, aquarel en kleurpotlood. Geen stilleven is zo gaaf en naakt, even aangrijpend als deze blauwe teil die op een donkere achtergrond buiten het centrum staat opgesteld en een schaduw afwerpt alsof ze door de vluchtige lichtstraal van een vuurtoren wordt belicht. Er zijn van Leon Spilliaert verschillende stillevens bekend, maar geen ervan is even zuiver en naakt als deze De Blauwe Teil. De ronde schaal, zonder één enkele versiering , omsluit een stil mysterie dat bewonderaar nooit vergeet, waarbij aale commentaar in het niet verzinkt. Ja, het is bijna een Zen-werk! Een ander werk “De Slaapkamer”, een aquarel met kleurpotlood op papier, kan beschouwd worden als een toppunt van sobere uitdrukkingskracht. Het beeld een donkere kamer uit waarin een nauwelijks belichte kleerkast staat, en een bed met witte bedsprei die licht uitstaalt met een matzilveren glans. In de rechterkant van het aquarel waait een overgordijn. Het werk ademt een sfeer was verweesdheid, van de door uit, ja een kamer waar als het ware een dode-wake plaatsheeft… Het is er stil en donker.

Ook bij Giorgio Morandi, een kunstenaar waarmee Werner Watty een zekere verwantschap voelt, is de soberheid troef. Morandi, met zijn bijna lineaire magie, zocht de eenzaamheid in zijn eigen sobere, simpele stijl. Zijn universum was de bescheiden en intieme wereld van het ‘stil-leven’, uit enkele eenvoudige voorwerpen samengesteld. Alles blijft bij hem sober, ingehouden en magisch-intimistische onderdrukt. Als intimistisch stillevenschilder legde hij zich toe op vormen, verhoudingen en nuanceringen die bijna als ‘completatief-beschouwend overkomen. Zijn stillevens, waarin elke zucht een gebeurtenis is en een wereld op zich vormen, behoren tot de iconen van de twintigste eeuw. Morandi streefde zijn  hele leven lang naar de perfecte ordening, waarbij de uitbeelding zich soms beweegt op de grens van het figuratieve, want van hem is de uitspraak: “Niets is zo abstract als de zichtbare wereld”.

Ook de door mystiek en symboliek gedragen lyriek van de Poëtische Aforismen van Tagore, die slechts bestaan uit enkele lichtende, zwevende woorden boven een afgrond van verzwegenheden, wordt gekenmerkt door haar eenvoud en geserreerde zeggingskracht. En in eenandere kunsttak is Satie er het eclantante bewijs van dat met stiltes, pauzes, eenvoud en soberheid heerlijke muziek kan geschreven worden. Hierbij  verwijs ik ook naar een werk van Werner Watty: “Trois morceaux (manquant) en forme de poire”, geïnspireerd op een muziekstuk van deze componist.

 

De essentie…

‘Keep it simple, but don’t forget the essence’ is mijn inziens de taak die de kunstenaar Werner Watty zichzelf tot doel heeft gesteld. Zijn artistiek credo bestaat in de weergave van de werkelijkheid die hij tot haar meest eenvoudige, simpele vormen herleid.

Ook de keuze van zijn onderwerpen wijst op een ingesteldheid die aan het meest alledaagse en gewone dingen des levens een uitzonderlijke charme en werkelijkheidscoëfficient wenst toe te kennen.

Met de werkelijkheid, dit is het beeld en het afgebeelde, gaat hij met een grote openheid en oprechtheid om. Hij wil de dingen op een driedimensionale, bijna tastbare wijze voorstellen, meteen beseffend dat schilderen in feite altijd liegen is met verf. Met andere woorden, het blijft ergens altijd bedrog. Vandaar dan ook dat hij zoveel mogelijk zowel het voorwerp als de voorstelling ervan met elkaar confronteert, en dit zowel in het kunstwerk zelf als de werkelijkheid.

De tentoonstelling van zijn werk in het Museum voor Schone Kunsten van de Stad Oostende staat dan ook niet enkel voor een directe confrontatie en kennismaking met de kunstwerken zelf, maar ook met de daarin voorgestelde voorwerpen. Zo groeit de tentoonstelling meteen uit tot een happening, een werkelijk gebeuren in de tijd en in de ruimte, waardoor in de geest en de blik van de ontvankelijke toeschouwer een verrassende click ontstaat.

In de voorstelling van de dingen gaat het bij Werner Watty altijd om ver-inner-lijking, ver-een-voudiging en zuiver-ing, de essentie tegenover de oppervlakkigheid, en de vol-heid tegenover leeg-heid. >Zo wordt zijn werk echt vol-ledig-heid. Een dubbel-zinnige leegte.

Het raadsel van de schoonheid valt bij hem samen met het raadsel van de eenvoud. Een eenvoud die het best uitgedrukt wordt door de witte ruimte waarin het wezen van het voorwerp dat hij wil uitbeelden, het best tot zijn  recht komt. Het wezen van het voorwerp is dan ook de eigen aard van het ding dat tot de blanke achtergrond zichzelf het best blootgeeft of daar echt het best aan de oppervlakte komt

 

Enkele werken…

In de keuze van zijn onderwerpen doet Werner Watty soms wel eens denken aan een sprokkelaar die keitje, stokjes, takjes, schelpen, plankjes, potjes, pannetjes, mokken en borden verzameld, maar in de meest poëtische, zuivere betekenis van het woord, met name zoals je kruimeltjes van eenvoud verzamelt of leest zoals dat met bloemen gebeurt.  Soms doet hij ook denken aan een strandjutter die verzamelt wat de zee op het strand neerwerpt.

Zo vinden in “Sticks & Stones 1 en 2” en “Stick & Stones” gespikkelde lichtgrijze keitjes en lichtbruine stokjes elkaar in een poëtisch intermezzo. De keitjes zijn tegenover elkaar als het ware milder van aard geworden, zodat ze op zachte celletjes beginnen te gelijken of op keitjes in watten. In “Zacht” liggen ovale donkergrijze bij elkaar opeen achtergrond van gekorrelde blanc cassé en komen aldus minder hard over. In “Schaduw” wordt het gebladerde van een ficus op een subtiele wijze weergegeven: bijna ongenaakbaar. In “Hemeltje, hemels” bewondert Werner Watty de hemel op de rug liggend, waarbij de hemel schilderen overbodig wordt op het moment dat je er vertoefd, denkend aan een gedicht van Roland Jooris.

ook door het oog

van een naald

vindt

de ruimte

haar weg…

Eenzelfde gevoel overkomt je bij de aanschouwing van het werk “Ergens onderweg” waarop donkergrijze wolken te zien zijn op een lichtblauwe hemel, met op de voorgrond de toppen van vier boompjes, zeer discreet aanwezig. In “Kus-sen” wordt op een bewust dubbelzinnige wijze de zachtheid van een kussen geassocieerd met de zachtheid van een kus (kussens worden kussen en kussen kussens). Wat een wereld van zachtheid, tederheid en herinneringen weet de kunstenaar hier niet op te roepen, en dit precies door die dubbelzinnigheid die hij bewust hanteert als stijlprocédé. Hetzelfde fenomeen vind je in het werkje “Gebak-steen” waar een rode baksteen in een ovenschoteltje lijkt te zijn  gebakken.  Ja, artistieke spielerei op basis van dubbelzinnigheid. Ook in “Te groot en verschoven” speelt Werner Watty een subtiel spel met gezichtsbedrog. Met het werk “Goudvis” speelt hij ook een prettig spel met associaties, want het stelt helemaal geen goudvis voor, maar wel een sinaasappel in een teil van witte email, van bovenaf gezien. In de zin van: het  doet er toch een beetje aan denken. Ook met “Sulfers: voor” en “…na” (zeventien lucifers met een rood kopje voor ze aangestoken worden en zeventien zwartgeblakerde lucifers na het ontsteken) speelt hij hetzelfde subtiele spel. Ook op de planken vloer van het werk “Dag & nacht verschil” een spel van wit en zwart met fijne streepjes, vertikaal. Met ”Appels & peren”, met nu eens ingedoken steeltjes en dan weer fel geprononceerd opgestoken steeltjes, weet hij picturaal (o, heerlijk groen!) te toveren en een magisch-realistisch spel te spelen à la René Margritte en Roger Raveel.

Ook het werk “Peer”, een peer voorstellend in een schotel van wit email, met een fijn donkerblauw randje erom, vindt in dit geheel zijn plaats. Door het verfijnd, bijna fotografisch weergeven van de meest alledaagse dingen, de simpele gebruiksvoorwerpen des levens zoals een keukenhanddoek, wit emaillen borden en kopjes, ontstaat in het werk van Werner Watty een nieuwe verstilde werkelijkheid. Geen witter wit dan het glanzend wit van email, vooral als er een blauw randje rond zit. Het werk “Keukenhanddoek: vuil”, met zijn karmijnrode strepen en één vuile plek, maakt van een banaal iets een voorwerp van aandacht. In “Smakelijk – bon appetit”, “267 – Klemskerke 2001” zullen de “Groene  Ratjes” kattenkwaad uithalen tussen de plankjes van de geitenkaas bakjes en rond een schaal in wit email (natuurlijk met een donkerblauw randje erom).

“Strandschopje”, “C’est mon (beau) bateau”, “Kettepiste” en “Wrakhout” herinneren eraan dat Werner Watty een man van de zee en het strand is.

Met zijn werk bewijst hij dat van eenvoud een charme en schoonheid kan uitgaan. Waarbij hij in de uitbeelding van zijn wereld en zijn aanvoelen van de dingen gaafheid, zuiverheid en ongereptheid nastreeft. In het hoogtechnische, op consumptie gericht denken en handelen anno 2001: een ware verademing!


Roland Laridon -
Friesland, augustus 2001,
Voorzitter van de vrienden van de Stedelijke Musea van de  Stad Oostende
Oud-hoogleraar Esthetica aan de Erasmushogeschool, Brussel.